Mijn doctoraat (Dutch/NL)

Samenvatting van mijn doctoraat ‘Wie zoekt, die vindt. De politieke economie van toegang tot goudmijnbouw en -handel in Suid-Kivu, DRCongo’

IMG_7585_2

Goud uit het oosten van de Democratische Republiek Congo (DRC) wordt gewoonlijk geassocieerd met gewelddadig conflict, armoede en uitbuiting. Beelden van artisanale mijnwerkers die slavenarbeid verrichten voor rebellenleiders en medogenloze handelaars worden frequent bovengehaald als verklaring voor het aanslepen van het Congolese conflict. Bovendien zou de Congolese bevolking, hoewel wonend bovenop een geologische schat, helemaal niets winnen bij de exploitatie van de bodemrijkdommen. Deze dissertatie a) toont eerst en vooral aan dat dit verhaal slechts een deel van de waarheid vertelt en dient genuanceerd te worden, zowel in tijd als in ruimte, b) stelt een alternatieve interpretatie voor van artisanale goudmijnbouw en goudhandel, gebaseerd op het begrip ‘access’ of ‘toegang’ en c) stelt op basis daarvan een reflectie voor over artisanale goudmijnbouw en –handel en ontwikkeling.

 

De dissertatie is onderverdeeld in vier delen, elk bestaand uit een aantal hoofdstukken. Deel één (hoofdstuk 1-4) schetst het theoretische en het ontwikkelingskader van dit onderzoek. Deel twee (hoofdstuk 5-7) analyseert de geschiedenis van goudmijnbouw in de geselecteerde sites. Deel drie (hoofdstuk 8-10) brengt dan een gedetailleerde analyse van de huidige organisatie van artisanale goudmijnbouw en goudhandel. Deel vier (hoofdstuk 11-13) introduceert een aantal zeer recente (externe) ontwikkelingen en analyseert hoe deze de interne dynamieken in de goudsector beïnvloeden.

DSC01228

Hoofdstuk 1 vertrekt van de relatie tussen mijnbouw en ontwikkeling, die vaak geproblematiseerd wordt omwille van de perverse economische, politieke, sociale en ecologische effecten die mijnbouw kan hebben. Deze dissertatie focust op artisanale mijnbouw, een kleinschalige vorm van exploitatie die gebeurt door individuen of teams, met beperkte technologie en niet gemechaniseerde werktuigen. Deze manier van grondstofontginning is in veel (vooral) ontwikkelingslanden zeer wijdverspreid, maar wordt vaak gekarakteriseerd als ‘informeel’, of niet gereguleerd, en ‘illegaal’, of niet bij wet geregeld. Dit is volgens beleidsmakers de reden waarom ze niet (kan) bijdragen aan ontwikkeling. In de academische literatuur heeft het begrip ‘informeel’ echter een hele geschiedenis, die aantoont dat een strikte opdeling in informeel/ formeel in veel contexten irrelevant is. Formalisering, vaak gepropageerd als dé oplossing voor vele ontwikkelingsproblemen, wordt in dit hoofdstuk dan ook kritisch bekeken. Naast artisanale mijnbouw is er ook industriële mijnbouw, die gebeurt door grote privébedrijven, vaak multinationals. Regeringen trekken dergelijke investeringen graag aan omdat ze mogelijkheden bieden tot staatsinkomsten (meer dan de artisanale sector). In de afsluitende sectie van hoofdstuk 1 ga ik dan ook dieper in op het model van industriële, grootschalige mijnbouw als verschillend van het model van artisanale, kleinschalige mijnbouw. Dit debat vormt de achtergrond voor mijn empirische studie over Zuid-Kivu in de DRC.

IMG_6269OLYMPUS DIGITAL CAMERA

De Congolese context wordt geschetst in hoofdstuk 2. Eerst en vooral onderzoek ik het discours rond ‘conflictmineralen’ en de relatie tussen mijnbouw en onderontwikkeling. Ik haal verschillende redenen aan waarom dit verhaal genuanceerd moet worden. Eén van de nuances bestaat uit een historische analyse van Congo’s politieke economie. Deze sectie toont aan welke historisch gezien de plaats was van industriële en artisanale mijnbouw, en hoe de mijnsector mee vorm gegeven werd door ontwikkelingen en beleid op het nationale en internationale niveau. In een volgende sectie zoom ik dan in op de provincie Zuid-Kivu, die het onderwerp vormt van mijn onderzoek. Een eerste algemene blik op goudexploitatie en goudhandel in Zuid-Kivu toont vooral aan dat er een grote kloof gaapt tussen wetten en regels enerzijds, en de realiteit op het terrein anderzijds. Officieel exporteert Zuid-Kivu slechts enkele tientallen kilogram goud, terwijl in realiteit de productie op meer dan 4 ton wordt geschat. Hoe valt dit te verklaren? Wat gebeurt er allemaal écht in de goudsector in Zuid-Kivu? Waarom lijken de wetten geen vat te hebben op de realiteit? Enkel een grondige analyse op basis van empirische gegevens kan ons hierbij helpen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

De empirische gegevens komen aan bod in deel twee, drie en vier. De twee laatste hoofdstukken in deel één, hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4, reiken ons eerst nog de tools aan voor analyse: het theoretische en methodologische kader. Hoofstuk 3 introduceert ‘de theorie van toegang’ (‘access theory’) als een manier om de complexe dynamieken van regels, machtsrelaties en individuele activiteiten in een samenleving beter te begrijpen. Hier wordt de theorie meer concreet toegepast om te ontdekken hoe verschillende categorieën mensen voordeel kunnen halen uit de exploitatie van en handel in goud. Dit is de centrale onderzoeksvraag in de dissertatie. Het basisidee is dat mensen die toegang willen tot bepaalde zaken niet alleen gebruik maken van rechten (die vervat zitten in wetten, customary law  of conventies), maar dat er in de samenleving (machts)relaties en structuren bestaan die kunnen bepalen of mensen al dan niet toegang hebben tot de voordelen gehaald uit goudmijnbouw en handel. Anderzijds gebruiken individuen deze structuren en relaties ook actief om hun eigen toegang te verkijgen, behouden of versterken. Individuen in machtsposities kunnen deze rechten, relaties en structuren ook gebruiken om anderen de toegang te ontzeggen en dus toegang te controleren. Hoofdstuk 4 zet op een gedetailleerde wijze uiteen hoe ik dit onderzoek heb aangepakt. Ik beschrijf de manier waarop de data werden verzameld en geanalyseerd – vooral door middel van kwalitatieve methoden – maar reflecteer ook kritisch over mijn eigen positie als onderzoeker. Ik verantwoord ook de keuze voor de drie sites (Kamituga, Luhwindja en Mukungwe): a) ze zijn belangrijk in termen van goudproductie en aantal mensen die actief zijn in de sector, b) ze hebben verschillende structurele kenmerken, waardoor een aantal factoren kunnen worden blootgelegd die bepalend zijn voor de organisatie van de goudsector en c) ze zitten momenteel in een verschillend stadium wat de verhouding tussen industriële en artisanale mijnbouw betreft.

DSC01607

Hoofdstukken 5, 6 en 7 focussen op de geschiedenis van de mijnbouw in respectievelijk Kamituga, Luhwindja en Mukungwe. Kamituga ontwikkelde zoch als mijnstad tijdens de koloniale periode. De aanwezigheid van een groot bedrijf (tot 1996), een bevolking die is opgegroeid met de mijnactiviteiten en een stevig verankerde artisanale ontginning, bepalen Kamituga’s traject tot op de dag van vandaag. In Luhwindja was er weinig industriële exploitatie, maar werd de artisanale ontginning georganiseerd door de traditionele chef. Sinds enkele jaren is er echter een multinational goud aan het produceren in Luhwindja, wat uiteraard gevolgen heeft voor de toegang van de artisanle mijnwerkers, en ook voor de positie van de traditionele chef. In Mukungwe ten slotte woedt er tot op de dag van vandaag een gewelddadig conflict rond de controle over de mijnen tussen twee groepen van de lokale elite. De hoofdstukken tonen aan dat verschillende categorieën mensen (breed gedefinieerd als mijnwerkers en handelaars, bedrijven en elites) op diverse manieren toegang proberen te verkrijgen, behouden of controleren, of anders gezegd: proberen te profiteren van de goudexploitatie en handel. Hoe ze dat doen en in hoeverre ze daarin slagen, hangt af van machtsverhoudingen en structuren op lokaal, maar ook op nationaal en internationaal niveau. Wanneer de externe context verandert, worden mensen dus genoodzaakt om hun strategieën aan te passen, en op die manier is ‘toegang’ een dynamisch begrip.

DSC01231

Hoofdstuk 8 analyseert de regels, machtsrelaties en activiteiten van artisanale mijnwerkers in en rond de mijnschachten. Hun activiteiten worden helemaal niet gestuurd door statelijke wetten of bureaucratie, maar beantwoorden niettemin aan vrij specifieke regels. De mijnwerkers gebruiken ook een aantal mechanismen gebaseerd op rechten (zoals het recht om de grond van je voorouders te bewerken), relaties (zoals de mogelijkheid om investeringen te laten financieren door een geldschieter) en structuren (zoals de kennis en technologie die ze hebben verworven tijdens tientallen jaren van artisanale exploitatie) om zich ervan te verzekeren dat ze kunnen winnen bij de exploitatie. Dit ‘gewin’ valt trouwens niet enkel in monetaire termen uit te drukken, maar heeft ook veel te maken met zelfstandigheid, vrijheid, moraliteit, identiteit en sociale status. Hoofstuk 9 gaat dieper in op het mechanisme van de relaties en toont aan hoe mijnwerkers en handelaars afspraken maken rond prefinanciering en terugbetaling. Beiden hebben er belang bij dat deze afspraken goed worden nagekomen, en daarom zijn er opnieuw regels die deze praktijken in goede banen leiden. De toegang tot relaties wordt hier als het ware beschouwd als de toegangspoort naar andere mechanismen. In hoofdstuk 10 analyseer ik een reeks mechanismen in de goudhandel, van het zeer lokale niveau tot het globale niveau. De vraag is opnieuw hoe de handelaars in staat zijn om te profiteren van de handel in goud, gezien het feit dat de prijsmarges in elke stap relatief klein zijn.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

In deel vier worden dan twee externe dynamieken besproken die in de laatste jaren de goudsector hebben beïnvloed: formalisering en industrialisering. Hoofdstuk 11 analyseert formalisering (door de Congolese overheid) en certificering (door internationale spelers) als mechanismen om controle te verwerven over de toegang tot goud en andere mineralen. Deze beleidsmaatregelen hebben tot op zeker hoogte effect gehad, maar slagen er niet in om volledig grip te krijgen op de goudsector. Ik argumenteer dat dit verklaard kan worden door het feit dat de interne dynamieken van de sector zoals beschreven in de voorgaande hoofdstukken, zo diep geworteld zijn. Hoofdstuk 12 analyseert dan de impact van industriële ontginning in Luhwindja en toont aan dat ook hier grote druk werd gezet op de toegang van artisanale mijnwerkers, maar dat de laatsten zich hiertegen op verschillende manieren verzetten.

 

In hoofdstuk 13 worden de belangrijkste conclusies van dit onderzoek nogmaals op een rij gezet en wordt de bijdrage van de dissertatie op academisch en op ontwikkelingsgebied in de verf gezet. De toepassing van ‘access theory’ op artisanale goudmijnbouw en goudhandel resulteert in een complexe en genuanceerde analyse die structuren en machtsverhoudingen blootlegt en toont hoe deze mensen beperken, maar ook hoe mensen deze kunnen gebruiken. Een dergelijk analyse die gestoeld is op een uitgebreid empirisch onderzoek is noodzakelijk voor een beter begrip van de goudsector in Oost-Congo, een sector en een regio die vaak ongenuanceerd worden voorgesteld. Ik kom tot het besluit dat formalisering enkel zal lukken indien er eerst een heleboel bredere hervormingen worden doorgevoerd in de publieke administratie, de veiligheidssector en de economie. Bovendien zou de prioriteit moeten liggen bij het ondersteunen van de artisanale sector, zeker op korte en middellange termijn, omwille van de grote werkgelegenheid die de sector creëert. Op middellange en misschien ook lange termijn zou dan een cohabitatie van artisanale en industriële mijnbouw moeten mogelijk gemaakt worden.